

NOORD-AMERIKAANSE INDIANEN
Oorspronkelijk komen indianen uit Azië.
Waarschijnlijk zijn in de ijstijd via Azië naar Amerika getrokken.
Daar ontstonden zowel in noord en in zuid-Amerika verschillende stammen.
Sommige indianen woonden in teepees (tenten van buffelhuiden).
Anderen in een wigwam (koepelvormige tent gemaakt van hout en boombast)
Anderen in paalwoningen enz.
Onderling leefden de indianen over het algemeen gemoedelijk.
Indianen leefden gemeenschappelijk samen met de natuur.
Sommige indianen-stammen gebruikten een vredespijp om vriendschappen met andere stammen te sluiten.
Iedere indianen-stam sprak een andere taal.
Ze spraken met elkaar in gebarentaal en tekens met vuur.
Hun belangrijkste wapen waren pijl en boog.
Het waren zeer goede spoorzoekers.
Indianen droegen niet altijd adelaarsveren in hun haar.
Alleen bij bepaalde gelegenheden.
De veren hadden een bepaalde betekenis.
Zo kon men zien hoe moedig een indiaan wel was.
Hun kleding kon van leder, boombast of gewevenstoffen gemaakt zijn.
Droombeelden waren voor hun realistische beelden die bijvoorbeeld een gebeurtenis voorspelde.
Indianen gebruikten dans, zang, muziek en maskers voor allerlei rituele handelingen.
De medicijnman was er om zieken te genezen.
